Visie

Roland De Winter

Passie voor grafiek

Een liefde van jaren

Van bij het begin van mijn artistieke loopbaan ben ik gefascineerd geweest door de grafische kunsten.
Die aantrekkingskracht is nog even sterk. De redenen waarom ik mij tot die – toch weerbarstige – techniek aangetrokken voel zijn verscheiden. Vooraan op het lijstje staat de verhalende inhoud van de grafische kunstenaars wiens werk ik bewonder. Ik denk daarbij aan Dürer, Brueghel, Duvet, Rembrandt, de gravures uit de school van Fontainebleau en de ontelbare anderen die fantasievol getuigen over de tijd waarin zij leefden.
Een tweede reden is de ambachtelijke kant van de grafische kunst: de wens om de materie zó te beheersen dat je kan vertellen wat je wil. Grafische materialen hebben altijd een bijna magische aantrekkingskracht op mij gehad. Ik vind ze bovendien erg mooi. De geheimzinnige kracht die uitgaat van een etspers, het zachte van de vilten, de opaque viscositeit van de drukinkten, de glanzende en lekker ruikende oliën en balsems, de schrale geur van de zuren, de onvergelijkbare vormen van werktuigen die door de eeuwen heen geslepen en uitgepuurd zijn in hun functionaliteit, zwart en gepatineerd door het intens gebruik. Die wereld wou ik beheersen, en dat wil ik nog steeds.
De verbondenheid, door die werktuigen, met kunstenaars uit vorige eeuwen heeft mij bovendien een beter inzicht verschaft in hun leefwereld. Hoe beter ik de techniek beheerste, hoe beter ik hen leerde kennen en hoe groter mijn bewondering werd. Wat altijd latent in mij aanwezig was werd door hen gevoed: dat mysterieuze, ongrijpbare, dat ontstaat door de discipline en de beperking van de middelen : wit en zwart, moeizame grijzen en schaars aangebrachte kleur.
Grafiek is voor mij het venster waardoor ik de wereld bekijk. Achter elke houding, gezichtsuitdrukking, boom of blad van de boom, mens of dier, zie ik een prent, een verhaal dat vraagt om geëtst, gegraveerd of getekend te worden. De bijkomende mogelijkheid om via mijn prenten anderen te laten delen in mijn wereld is een aspect dat ik jarenlang verwaarloosd heb.

Verhalen van een zomeravond

Héél in het begin, toen ik nog volop bezig was een wereld te veroveren, stelde ik regelmatig tentoon. Dan toonde ik die dingen waarvan ik dacht dat ze de mensen wel zouden aanspreken. Ook dat had zijn wetmatigheden… Later kreeg ik stilaan meer greep op wat er aan beelden in mijn hoofd ronddoolde en nog later was ik in staat om die beelden te vertalen in techniek, materie. Maar in tussentijd was ik bang geworden om ze te tonen. Ze waren zozeer van mij geworden dat ik het gevoel kreeg dat ze niet de moeite meer waren om de mensen mee lastig te vallen. Wie is er nu eenmaal geïnteresseerd in de verzinsels van een enkeling ? Bovendien dacht ik dat niemand er wat zou aan hebben. Deze hoogmoed doet de mens geen deugd.
Ondertussen hebben de prenten zich opgehoopt en ben ik stilaan wat ouder geworden. De beelden die ik maak hebben recht op een zelfstandig leven, ze zijn sterk genoeg geworden om de wereld te weerstaan. Ik doe niets meer terzake, door mij spreken ze enkel.

Ik praat niet gemakkelijk over mijn werk. Voor twee dingen moet ik op mijn hoede zijn. Ik moet niet te technisch te worden, dat interesseert maar weinig mensen. En opletten voor teveel filosofie: die is niet zo interessant, zeker niet als ze van mij komt want ik ben een luizige filosoof.
Toch kan ik bij elke prent een verhaal vertellen, al heeft dat meestal niets, of toch niet rechtstreeks te maken met wat er op die prent te zien is. Ik vertel die verhalen graag. Ik leef namelijk in mijn werk. Waar ik leef is het altijd warm, zomer. Niet het propere seizoen waarin alles scherp staat en het stuifmeel nog niet rondvliegt, nee, hoogzomer. De bladeren hangen nog groen maar al een beetje slordig aan de bomen, de mensen zijn loom, de zon werpt zware schaduwen en de dieren slapen of liggen in die schaduw. De luiken zijn dicht, tegen de hitte, en binnen is het koel maar duister, geheimzinnig, de tijd staat stil. Het licht is wit en vreet alles aan. Straks, als de avond valt zullen wij buiten zitten en verhalen vertellen terwijl de geluiden gedempt en vol in de nachtlucht verdwijnen. De fakkels worden aangestoken en uit oeroude tijden komen alle figuren terug die ik altijd al gekend heb. De koningen en koninginnen, de narren en de boeren, de minnaars en de verdoemden. Zij die gebukt gaan onder macht en zij die hem willen. De spelers en de verliezers, zij die denken dat ze gewonnen hebben, en diegenen die echt winnen (maar die zijn schaars). Langzaam krijgen ze gestalte in het donker, ze hebben de gezichten van de mensen die ik ken. Ik ben blij en bedroefd, gelukkig en gekweld om hen terug te zien. Zij hebben mijn kinderjaren getekend, mij gemaakt tot wie ik ben.
Ze leven allemaal door elkaar, niet gehinderd door tijd of ruimte, zij komen geregeld terug en ik weet niet hoe en waarom. Daar leef ik en daar bericht ik over, daar gaat mijn werk over en over niets anders. En als de morgen komt is er weer één van die eindeloze zomerdagen die een heel leven kunnen duren.

Taal en verhaal

De beeldende taal is een van de vele talen die de mens verworven heeft gedurende de korte periode van zijn bestaan. Zij heeft de grote eigenschap dat zij niet verklaard hoeft te worden

Als een rode vlek een gele vlek ontmoet dan is er volgens mij niets aan de hand. Het zou net zo goed een ongelukje kunnen zijn, twee verfpotten die omvallen. Als de manier waarop ze samenvloeien zodanig is dat ik er allerlei figuren en herkenbare tekens in zie, dan is er nog niets aan de hand, al kunnen waarzeggers daaruit misschien de toekomst voorspellen. Maar als ik zin krijg om in die samenvloeiing in te grijpen, om verder te zetten wat het toeval tot stand bracht, dan gebeurt er meestal wél iets. Er ontstaat een verhaal.
Ik ben dol op verhalen, altijd geweest. Verhalen zijn voor mij de genezende balsem op de kleine en soms grote wonden van de botsing met het leven. Het maakt niet veel uit of ze verteld worden of getekend, geschilderd of gezongen, gedanst of verfilmd, als ze er maar zijn. Elke taal is goed, elk verhaal is de moeite waard. Wat dat betreft kom ik niets te kort, want de wereld zit vol verhalen : oude en nieuwe, verhalen die mythes geworden zijn, sprookjes…
Er zijn beelden die verteld moeten worden maar er zijn ook beelden die niet in woorden verteld kunnen worden. Uit die spanning ontstaat, wat mij betreft, de wereld van de fantasie. Alles is taal, door taal zijn wij in staat onze beperkte eigenheid uit te breiden, komen wij tot een groot gemeenschappelijk geheugen dat véél verder gaat en universeler is dan wat een individu kan bedenken.

Technieken

De technieken die ik gebruik variëren nogal : burijngravure, ets en mezzotint voor wat het diepdrukgedeelte betreft, houtgravure en kleurhoutsnede voor het hoogdrukgedeelte maar daarnaast ook digitale technieken allerhande en combinaties van alle technieken door elkaar. Ik ben geen purist ! Bij mij gaat het er om de juiste sfeer te combineren met de inhoud. Daarbij streef ik naar een zo economisch mogelijk gebruik van de middelen. Digitaal of niet, het doet voor mij niets ter zake. Een techniek als vele andere met als uiteindelijk doel het beeld te maken dat hij wil maken.
Ik weet dat er mensen zijn die meteen ook een diepere spirituele waarde zoeken in het digitale,  maar zo ben ik niet. Het beeld dat zou ontstaan vanuit de eigenheid van het digitale (wat is dit trouwens?) doet mij denken aan die beelden die reeds ontstaan zijn vanuit de eigenheid van oudere materialen en technieken: ijzer, olieverf, klei, noem maar op. Doorgaans vind ik die beelden afschuwelijk. Verkeerd gebruikte materie, oneigenlijk gebruik van het materiaal zelfs, en dat is zeker niet mijn bedoeling. Zoals ik een potlood gebruik, zo gebruik ik nu –soms- een computer, zonder gedoe. Ik zeg wat ik wil zeggen, en dat moet niet gedicteerd worden door de computer, net zo min als door mijn potlood. Dit wordt mij gedicteerd door het leven zelf, en dat is al erg genoeg.